muteren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mu·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘veranderen’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
- afgeleid van het Latijnse 'mutare' (verplaatsen, veranderen, ruilen) en mogelijk van het Franse muter (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
muteren |
muteerde |
gemuteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
muteren
- veranderen
- ergatief (muziek), (middeleeuwen) overgaan van een stem van het ene op het andere hexachord
- Het durumteken op f geeft aan dat de melodie muteert naar een fictief hexachord op d.
- ergatief (biologie) een proces van toevallige verandering in een deel van het genetisch materiaal ondergaan
- Deze bacterie is gemuteerd en daardoor resistent geworden tegen zowat alle antibiotica.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord muteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "muteren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "muteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be