monochromatisch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | monochromatisch | monochromatischer | |
verbogen | monochromatische | monochromatischere | |
partitief | monochromatisch | monochromatischers | - |
- mo·no·chro·ma·tisch
- afleiding van chromatisch met het voorvoegsel mono-
monochromatisch [1]
- maar één kleur hebbend
- ▸ Reinhardt gebruikte zijn laatste jaren - vóór hij aan een hartaanval bezweek die hij volgens Gabe waarschijnlijk als een zegen beschouwde - om schilderijen te maken die op het oog monochromatisch zwart, vlak en volkomen mat waren, niets duidde erop dat er een penseel aan te pas was gekomen.[2]
- ▸ Sloan wilde tijdens zijn citytrip door New York de geometrische stratenpatronen en omvang van de stad capteren zonder in clichés te vervallen. Hij besliste zijn monochromatische beelden te manipuleren om zo de geometrie in de verf te zetten.[3]
- (natuurkunde) van licht dat het bestaat uit elektromagnetische straling van één golflengte
1. maar één kleur hebbend
- Het woord monochromatisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron tbo“Fotograaf maakt surrealistische beelden van New York” (09/12/2013), De Standaard