monarch
- mo·narch
- via Middelnederlands monarcha of Middelfrans monarch via laat Latijn monarcha van Oudgrieks μονάρχης (monárchès), in de betekenis van ‘oppervorst’ aangetroffen vanaf 1480 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | monarch | monarchen |
verkleinwoord | monarchje | monarchjes |
de monarch m
- alleenheerser
- ▸ De hoogbejaarde monarch kampt sinds oktober, toen ze kort in het ziekenhuis werd opgenomen, met een broze gezondheid en mobiliteitsproblemen. Sindsdien heeft ze verschillende afspraken moeten afzeggen of digitaal vanuit huis bijgewoond. Vorige week liet ze nog verstek gaan bij haar troonrede.[3]
- (vlinders) monarchvlinder
- [1] vorst
- [2] zie monarchen
- Het woord monarch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "monarch" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ monarch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Queen Elizabeth geniet zichtbaar van paardenshow” (16 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
monarch | monarchs |
monarch