Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·leen·heer·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord alleenheerser alleenheersers
verkleinwoord alleenheersertje alleenheersertjes

Zelfstandig naamwoord

de alleenheerserm

  1. iemand die met onbeperkte oppermacht regeert
    • De alleenheerser werd gehaat door zijn volk. 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid