• al·leen·heer·ser
enkelvoud meervoud
naamwoord alleenheerser alleenheersers
verkleinwoord alleenheersertje alleenheersertjes

de alleenheerserm

  1. iemand die met onbeperkte oppermacht regeert
    • De alleenheerser werd gehaat door zijn volk. 
     'En als er nu een alleenheerser de baas is over de staat en aan de burgers voorschrijft wat zij moeten doen, is dat dan ook een wet?' Ook dat wat een alleenheerser schriftelijk vastlegt, wordt een wet genoemd.[1]
  1. Ineke Sluiter
    “Socrates” (2016), Amsterdam University Press  , ISBN 9789089646224