• mo·de·gek
enkelvoud meervoud
naamwoord modegek modegekken
verkleinwoord

de modegekm

  1. iemand die teveel met de mode bezig is
    • In Zonder filter doet de tekenaar uit de doeken hoe het zo gekomen is. Als student, onder invloed van alcohol (de Chianti stroomt rijkelijk) en liefdesverdriet (hij doopt haar Penelope), besluit de met een identiteitscrisis kampende kunstenaar voortaan als dandy door het leven te gaan. Hij moet nog wel even in zijn Prisma-woordenboek opzoeken wat het ook alweer betekent: modegek[3] 
    • Veel schrijvers en kunstenaars stileerden zichzelf, sommigen waren regelrechte ‘fats’, modegekken, anderen waren excentriekelingen, weer anderen vooral welbespraakte dwepers.[4] 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]
  1. modegek op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. de Telegraaf JOOST POLLMANN 8 maart 2014
  4. Volkskrant Paul Depondt 9 januari 2009
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be