pronker
- pron·ker
- Naamwoord van handeling van pronken met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pronker | pronkers |
verkleinwoord | pronkertje | pronkertjes |
de pronker m
- iets of iemand die zich mooier voordoet dan hij of zij eigenlijk is
- De grootste pronker van het dierenrijk is niet pauw, hert of neushoornkever, maar het nederige fruitvliegje. [2]
- Het woord pronker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pronker" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Lucas Brouwers 28 mei 2016 Fruitvlieg is twintig keer kleiner dan zijn sperma
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be