• pron·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord pronker pronkers
verkleinwoord pronkertje pronkertjes

de pronkerm

  1. iets of iemand die zich mooier voordoet dan hij of zij eigenlijk is
    • De grootste pronker van het dierenrijk is niet pauw, hert of neushoornkever, maar het nederige fruitvliegje. [2] 
89 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]