• mis·lo·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mislopen
liep mis
misgelopen
klasse 7 volledig

mislopen

  1. ergatief niet op de juiste tijd op de juiste plaats zijn om iets mee te maken
    • Hij is door autopech dat prachtige concert misgelopen. 
    • ‘De economie floreert, maar door het tekort aan technisch en it-personeel lopen we orders mis en kunnen we te weinig doen aan innovatie.’ [1] 
     Een even groot percentage acht zichzelf er niet toe in staat. En meer dan de helft is bang een boete te krijgen of een voordeeltje mis te lopen.[2]
  2. ergatief fout aflopen
    • Zijn plannetje liep helemaal mis door die plotselinge sneeuwval. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. Tubantia Arjan te Bogt 20-05-19 4 miljoen euro minder per jaar voor Saxion: ‘Onbegrijpelijk’
  2.   Weblink bron “Veel mensen zien als een berg op tegen de belastingaangifte. Bijna 40 procent besteedt het invullen ervan weleens uit, zo bleek eerder dit jaar uit een enquête van de Consumentenbond. Maar vaak is dat onnodig en het biedt ook geen garantie op een waterdichte aangifte.” (24 maart 2019), NU.nl
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be