mislopen
- mis·lo·pen
- samenstelling van mis bn en lopen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
mislopen |
liep mis |
misgelopen |
klasse 7 | volledig |
mislopen
- ergatief niet op de juiste tijd op de juiste plaats zijn om iets mee te maken
- Hij is door autopech dat prachtige concert misgelopen.
- ‘De economie floreert, maar door het tekort aan technisch en it-personeel lopen we orders mis en kunnen we te weinig doen aan innovatie.’ [1]
- ▸ Een even groot percentage acht zichzelf er niet toe in staat. En meer dan de helft is bang een boete te krijgen of een voordeeltje mis te lopen.[2]
- ergatief fout aflopen
- Zijn plannetje liep helemaal mis door die plotselinge sneeuwval.
1. niet op de juiste tijd op de juiste plaats zijn om iets mee te maken
- Het woord mislopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mislopen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tubantia Arjan te Bogt 20-05-19 4 miljoen euro minder per jaar voor Saxion: ‘Onbegrijpelijk’
- ↑ Weblink bron “Veel mensen zien als een berg op tegen de belastingaangifte. Bijna 40 procent besteedt het invullen ervan weleens uit, zo bleek eerder dit jaar uit een enquête van de Consumentenbond. Maar vaak is dat onnodig en het biedt ook geen garantie op een waterdichte aangifte.” (24 maart 2019), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be