minnenijd
- min·ne·nijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | minnenijd | - |
verkleinwoord | - | - |
de minnenijd m
- jaloezie in de liefde
- Hebt gij nooit de starende ogen, uit de schaduw der vensterbogen onder ’t schitterend kronenlicht, op een maagd, wier lieflijk bloeien heel ons harte deed ontgloeien, dol van minnenijd gericht? (Minnenijd, E.J. Potgieter).
- afgunst in de liefde
- [1] jaloezie, jaloersheid, ijverzucht
- [2] afgunst
2. jaloezie in de liefde
- Het woord minnenijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "minnenijd" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be