minister van Volksgezondheid

  • mi·nis·ter van Volks·ge·zond·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord minister van Volksgezondheid ministers van Volksgezondheid
verkleinwoord - -

de minister van Volksgezondheidm

  1. (regering) politiek bestuurder die op het niveau van een land of deelstaat verantwoordelijk is voor het voorkomen en bestrijden van ziekte
    • Ze wilden dat ik minister van Volksgezondheid werd. Maar ik piekerde er niet over, ik heb geen verstand van politiek. [2]
  • In officiële documenten wordt de schrijfwijze "Minister van Volksgezondheid" als naam van het staatsrechtelijk orgaan.
  • Deze benaming is in Nederland minder gangbaar dan in België en Suriname, omdat de volksgezondheid in Nederland altijd onderdeel van een groter ministerie geweest zodat deze benaming daar alleen als verkorting van een langere betiteling wordt gebruikt.