gezondheidsminister

  • ge·zond·heids·mi·nis·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord gezondheidsminister gezondheidsministers
verkleinwoord - -

de gezondheidsministerm

  1. (regering) politiek bestuurder die leiding geeft aan een overheidsdepartement dat probeert te voorkomen dat mensen ziektes krijgen en ervoor zorgt dat ze hulp krijgen als dat toch gebeurt
    • Gezondheidsminister Hoogervorst kan nu al opgelucht ademhalen: met zo weinig klanten wordt er vanzelf veel minder gerookt in cafés. [1]
     Het vertrek van een reeks hooggeplaatste functionarissen werd op 5 juli ingeluid door minister van Financiën Rishi Sunak en gezondheidsminister Sajid Javid. Het tweetal uitte bij hun vertrek felle kritiek op Johnson. Ze schreven in een verklaring dat de overheid geen "goed, competent en serieus werk" verricht.[2]
  1. Schinkel, M.
    Laatste ronde (2 juni 2004) op website: nrc.nl
    ; geraadpleegd 2019-11-30
  2.   Weblink bron “Britse premier Johnson stapt op, maar blijft zitten tot opvolger bekend is” (onderdag 07 juli 2022), NU.nl