Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Miet


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • miet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord miet mieten
verkleinwoord mietje mietjes

Zelfstandig naamwoord

de mietm

  1. (lhbt) (scheldwoord) man die een seksuele voorkeur voor mannen heeft
    ⚠️ Dit gebruik van het woord roept twijfels op over de gebruiker.
     Het tijdschrift Haagse Post publiceerde in 1977 een interview met drie jonge Amsterdamse criminelen die zich potenrammers noemden en die er hun „hobby” van hadden gemaakt om homoseksuelen gewelddadig te beroven. Een citaat uit dat onfrisse interview: „Als ik zo’n miet zie lopen dan word ik helemaal woest. Vieze mannetjes zijn het. Ik voel me gewoon een held als ik zo’n flikker te grazen neem. En ja god, als je zo’n kerel toch aan het rammen bent, waarom zou je hem dan niet meteen beroven?’’[6]
     ‘Ziet u die jongen daar? Dat zal u interesseren, u bent van de rechterlijke macht. Kijk, die daar, met dat gefriseerde haar en dat meisjesgezicht. Wat maakt u daarvan?’
    Evert haalde de schouders op.
    ‘Iedereen,’ fluisterde Markman met een half oog op Jeanne, ‘zou natuurlijk zeggen, dat het een miet is. En nu is het wel verrekte gek, meneer Hoeck, maar als er iemand géen miet is, hier, en in heel Amsterdam durf ik wel zeggen, dan is híj het. Hij geeft alleen om meisjes, ondanks zijn verwijfd uiterlijk.
    [7]
Synoniemen
Opmerkingen
  • Het verkleinwoord mietje, waarvan de herkomst ook anders kan worden opgevat, is de meer gangbare vorm.

Zelfstandig naamwoord

de mietv / m

  1. (spinachtigen) benaming voor geleedpotigen uit de superorde Acariformes  
  2. (landbouw) (Suriname) benaming voor torretjes die in rijstvoorraden leven

Gangbaarheid

Verwijzingen