Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·te·o·ro·loog
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van meteoor (uit het Grieks meteoros) met het achtervoegsel -loog
enkelvoud meervoud
naamwoord meteoroloog meteorologen
verkleinwoord meteoroloogje meteoroloogjes

Zelfstandig naamwoord

de meteoroloogm

  1. (beroep) iemand die beroepsmatig het weer bestudeert
     "We zien meer hittegolven achter elkaar in landen als Portugal en Spanje. Dat is echt opvallend", zegt meteoroloog Roosmarijn Knol van Weerplaza. "Ook de komende dagen gaan de temperaturen stijgen. In plaatsen als Madrid en Sevilla wordt het 45 graden."[1]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Hittegolf in Zuid-Europa: zo houd je je hoofd koel op (weg naar) de camping” (13 juli 2022), NU.nl
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be