meteoroloog
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: meteoroloog (hulp, bestand)
Woordafbreking
- me·te·o·ro·loog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meteoroloog | meteorologen |
verkleinwoord | meteoroloogje | meteoroloogjes |
Zelfstandig naamwoord
de meteoroloog m
- (beroep) iemand die beroepsmatig het weer bestudeert
- ▸ "We zien meer hittegolven achter elkaar in landen als Portugal en Spanje. Dat is echt opvallend", zegt meteoroloog Roosmarijn Knol van Weerplaza. "Ook de komende dagen gaan de temperaturen stijgen. In plaatsen als Madrid en Sevilla wordt het 45 graden."[1]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord meteoroloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meteoroloog" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Hittegolf in Zuid-Europa: zo houd je je hoofd koel op (weg naar) de camping” (13 juli 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be