• me·te·o·ro·loog
  • afgeleid van meteoor (uit het Grieks meteoros) met het achtervoegsel -loog
enkelvoud meervoud
naamwoord meteoroloog meteorologen
verkleinwoord meteoroloogje meteoroloogjes

de meteoroloogm

  1. (beroep) iemand die beroepsmatig het weer bestudeert
     "We zien meer hittegolven achter elkaar in landen als Portugal en Spanje. Dat is echt opvallend", zegt meteoroloog Roosmarijn Knol van Weerplaza. "Ook de komende dagen gaan de temperaturen stijgen. In plaatsen als Madrid en Sevilla wordt het 45 graden."[1]
     Toen meteorologen aankondigden dat orkaan Milton een desastreuze koers over het zuiden van Florida zou volgen, wist de 24-jarige Nick Weppner uit Sarasota dat hij aan de slag moest. En dat betekende dat hij zijn oude legertruck, "gewoon voor de lol gekocht", moest inzetten voor serieuzer werk. Weppner is zelfredzaam, maar maakt zich zorgen over hoe moeilijk het voor inwoners wordt om zich nog te verzekeren tegen extreem weer.[2]
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron “Hittegolf in Zuid-Europa: zo houd je je hoofd koel op (weg naar) de camping” (13 juli 2022), NU.nl
  2.   Weblink bron
    Ryan Hermelijn
    “Zorgen over verzekeringscrisis Florida groeien na orkaan Milton” (12-10-2024), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be