• me·nu
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘spijskaart’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord menu menu's
verkleinwoord menuutje menuutjes

het menuo

  1. opsomming van gerechten of maaltijden zoals op een menu- of spijskaart
  2. samenstelling van een maaltijd
     Een moeder voor me trok woedend aan de bovenarm van haar kind, een stel maakte ruzie over het menu en een getatoeëerde man stond luid te bellen.[3]
     ‘Drie Big Mac Menu’s en een salade graag.’ Ik zocht een rustig tafeltje voor mijn spullen en ging direct naar de wc om mijn handen voor de eerste keer in vijf dagen te wassen.[3]
  3. (informatica) een door een computerprogramma gegenereerde opsomming van keuzemogelijkheden
    • Je moet in het menu op "Exporteren..." klikken. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
menu menus

menu

  1. menu