Nederlands

 
1. Het dagmenu van een Frans resataurant.
Uitspraak
Woordafbreking
  • dag·me·nu
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagmenu dagmenu's
verkleinwoord dagmenutje dagmenutjes

Zelfstandig naamwoord

het dagmenuo

  1. menu dat speciaal voor die dag is bereid in een restaurant
    • Ik heb weer geen goedkope tent uitgezocht, met à la carte gerechten van tussen de 25 en 38 euro. Een menu is er in zes of acht gangen voor respectievelijk 85 en 125 euro. Dat is pittig, maar geen cent te veel. Het is ook mogelijk om wat minder te besteden met een dagmenu van vier gangen voor 65 euro of een losse kalfsschenkel om te delen met z’n vieren voor 25 euro per persoon. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Joël Broekaert 24 november 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be