Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • meer·vou·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen meervoudig
verbogen meervoudige
partitief meervoudigs - -

Bijvoeglijk naamwoord

meervoudig

  1. wat in meer dan één deel of vorm bestaat
  2. (taalkunde) wat in het meervoud staat
  3. op meer dan één manier
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be