• mee·gaand
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen meegaand meegaander meegaandst
verbogen meegaande meegaandere meegaandste
partitief meegaands meegaanders -

meegaand [1]

  1. geneigd zijn om toe te geven
     Van Zanen zou zo meegaand zijn geweest om Duindorp zo "iets te gunnen met de jaarwisseling", maar dat laatste ontkent de gemeente.[2]
     De SGP heeft zich altijd meegaand opgesteld, maar vreest dat dit niet voldoende is. Zeker nu de partij haar tweede zetel in de senaat dreigt kwijt te raken.[3]
vervoeging van: meegaan
verbogen vorm: meegaande

meegaand

  1. onvoltooid deelwoord van meegaan
97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Politiek wil opheldering van burgemeester Van Zanen over demonstratie Duindorp” (04-01-2021), NOS
  3.   Weblink bron “SGP roept hulp Forum in tegen 'ruk naar links' in senaat” (18-05-2019), NOS
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be