• me·di·o·cre
stellend
onverbogen mediocre
verbogen -
partitief mediocres

mediocre

  1. (pejoratief) van doorsnee kwaliteit, niet slecht, maar zonder opvallende positieve eigenschappen
    • Niet gehinderd door de op het departement heersende conventies ging hij met de flair van de buitenstaander enthousiasmerend aan de slag. Marktwerking, deregulering, 24-uurseconomie waren de sleutelbegrippen die hij voortdurend op zijn ambtenaren losliet. „Weet je wat mijn grootste zorg is? Een mediocre koers. Middelmaat. Dat kunnen we ons niet permitteren”, zei hij in 1996, toen hij twee jaar minister was. [2]
    • De schade die onkundige ambtenaren en mediocre politici de samenleving berokkenen is vele malen groter dan de kosten van een superieur verdienend en dus beter presterend ambtenarencorps. [3]
38 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[4]


  enkelvoud meervoud
mannelijk mediocre mediocres
vrouwelijk mediocre mediocres

mediocre

  1. middelmatig