Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·te·la·res
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord martelares martelaressen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

martelares v [1]

  1. (religie) vrouw die kwellingen doorstaat of het eigen leven offert op religieuze grond
     Eén ding wil ik nog zo graag: vergeef me, vergeef me alles. Ik ben ontzettend slecht, maar mijn kindermeid heeft me altijd verteld van die heilige martelares - hoe heette ze ook alweer? - die nog slechter was.[2]
  2. vrouw die zich voor een goede zaak opoffert
     Mischa keert terug naar Amsterdam. Hij woont bij Mien Kuyper, een pianolerares en leidster van een orkestje. Hij krijgt een merkwaardige verhouding met deze veel oudere weduwe, die zoals zij graag rondbazuinde, de jonge Mischa een geweldige minnaar vond. Vrienden van hem vroegen zich af of haar invloed op de in vele opzichten kinderlijke Mischa wel goed is. 'De martelares voor Mischa's talent. Je kan natuurlijk zeggen, dat ze alleen maar een strooblonde hysterische weduwe is met een idee fixe', schrijft Etty Hillesum over de verleidster van haar broertje.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anna Karenina”   (1877), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028276062
  3.   Weblink bron
    Jan Willem Regenhardt
    “Mischa’s spel, de ondergang van de familie Hillesum” (28-01-2012), NOS