• mar·ga·ri·ne
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kunstboter’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1867 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord margarine margarines
verkleinwoord

de margarinev / m

  1. (voeding) een vervangmiddel voor boter met de eigenschap van hoge houdbaarheid
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]


  • mar·ga·ri·ne

margarine

  1. datief enkelvoud van margarin