Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·co·nist
Woordherkomst en -opbouw
  • eponiem: van Italiaans marconista; op te vatten als afleiding van de naam van de Italiaanse natuurkundige en uitvinder Marconi   met het achtervoegsel -ist, in de betekenis van ‘radiotelegrafist’ voor het eerst aangetroffen in 1914 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord marconist marconisten
verkleinwoord marconistje marconistjes

Zelfstandig naamwoord

de marconistm

  1. (beroep), (telecommunicatie) een persoon die is opgeleid in het zenden en ontvangen van morsecodesignalen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen