Nederlands

Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • man·go·fruit·vlieg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mango-fruitvlieg mango-fruitvliegen
verkleinwoord mango-fruitvliegje mango-fruitvliegjes

Zelfstandig naamwoord

de mango-fruitvliegv / m

  1. (tweevleugeligen) Ceratitis cosyra   een Afrikaanse fruitvlieg uit de familie van de boorvliegen (Tephritidae) die schadelijk is voor verschillende gewassen, maar het meest voor de mango. De vlieg komt voor in verschillende landen, zoals Ivoorkust, Kenia, Zuid-Afrika, Tanzania, Oeganda, Zambia, Zimbabwe en Madagaskar
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie