malversatie
- Geluid: malversatie (hulp, bestand)
- IPA: / ˌmɑlvɛrˈsa(t)si / (4 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˌmɑɫ.vər.ˈza.tsi/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˌmɑɫ.vər.ˈza.si/
- (Limburg): /ˌmɑl.vɛr.ˈza.si/
- mal·ver·sa·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verduistering van gelden’ voor het eerst aangetroffen in 1570 [1]
- Naamwoord van handeling van malverseren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | malversatie | malversaties |
verkleinwoord |
de malversatie v
- verduistering van financiële middelen die men in beheer heeft
- Onlangs zijn drie deurwaarders wegens malversaties uit hun ambt gezet.
1.
- Het woord malversatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "malversatie" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "malversatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ malversatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be