malverseren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  malverseren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• mal·ver·se·ren

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van het Franse malverser (met het achtervoegsel -eren)

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
malverseren	malverseerde	gemalverseerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

malverseren

1. inergatief toevertrouwde gelden verduisteren, frauderen

Afgeleide begrippen

• malversant, malversatie

Vertalingen

    1.   

Frans: malverser (fr)

Gangbaarheid

• Het woord malverseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.