maïskip
- maïs·kip, ma·is·kip
- samenstelling van maïs zn en kip zn , vanaf 1976 (in advertenties) aangetroffen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maïskip | maïskippen |
verkleinwoord | maïskippetje | maïskippetjes |
de maïskip v
- (landbouw) kip waaraan veel mais en vaak ook kleurstof is gevoerd
- Neem een mooie dubbele filet, liefst van een maïskip. [1]
- (voeding) geel getint vlees van kippen waaraan veel mais en vaak ook kleurstof is gevoerd
- Het woord maïskip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maïskip" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Vogel, S. degeciteerd inBlom, H."Men lene een truffel" in: De Telegraaf jrg. 102 nr. 32987 (22 februari 1994); p. 15 kol. 4; geraadpleegd 2018-09-06
- ↑ Ruisch, S."Fagel-haan kraait victorie" in: De Telegraaf jrg. 98 nr. 31843 (7 juni 1990); p. 21 kol. 3; geraadpleegd 2018-09-06
- ↑ Veen, G. van der"Wat Wina [weet" in: Nieuwsblad van het Noorden jrg. 92 nr. 73 (27 maart 1979)]; p. 14 kol. 4; geraadpleegd 2018-09-06
- ↑ Zie taaladvies Onze Taal
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be