lunchuur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lunch·uur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van lunch zn en uur zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lunchuur | lunchuren |
verkleinwoord | lunchuurtje | lunchuurtjes |
Zelfstandig naamwoord
het lunchuur o
- periode van de dag dat men een pauze heeft van het werk om het middageten te gerbuiken
- De klus was dinsdagochtend nog voor het lunchuur geklaard. De bomenploeg van de gemeente Oldenzaal had slechts enkele uren nodig om in totaal twaalf lindes langs de Prinses Beatrixstraat, tussen Spoorstraat en Prins Hendrikstraat, neer te halen. [1]
- De telefoons in het callcenter van het failliete Slotervaartziekenhuis staan roodgloeiend. Al tegen het lunchuur was er ruim 1300 keer gebeld, nu al drie keer zoveel als op een normale dag. [2]
Synoniemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord lunchuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lunchuur" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Tubantia 16-01-08 Beatrixstraat in mum van tijd rij lindes armer
- ↑ Tubantia Hanneke van Houwelingen 26-10-18 Telefoons Slotervaartziekenhuis roodgloeiend: ‘Wij kunnen veel bellers niet helpen’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be