• lu·mi·nes·cen·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitstraling’ voor het eerst aangetroffen in 1926 [1]
  • afgeleid van luminescent met het achtervoegsel -ie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord luminescentie -
verkleinwoord - -

de luminescentiev

  1. (natuurkunde), (scheikunde), (biologie) het uitzenden van licht door voorwerpen, zonder dat de temperatuur zo hoog gestegen is dat hierdoor de uitstraling zou kunnen worden veroorzaakt
    • Sommige chemische reacties gaan met luminescentie gepaard. 
73 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[3]