• lui·zen


stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
luizen
luisde
geluisd
zwak -d volledig

luizen

  1. luizen vangen
  2. ergens in lopen
  3. nog even blijven in bed blijven liggen tijdens het ontwaken
  4. jonge okselscheuten weghalen

de luizenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord luis
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be