twee vrouwen die elkaar ontluizen
  • ont·lui·zen

ontluizen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontluizen
ontluisde
ontluisd
zwak -d volledig
  1. het verwijderen van luizen
    • Mak wordt ‘blij en gelukkig’ van haar uitvinding, al hebben haar dochters er een hoge prijs voor betaald. Voordat ze de groene luizenkappen liet produceren, verzon ze zelf oplossingen die ze op haar kinderen testte. ,,Ik naaide mutsjes van de binnenbanden voor kinderfietsjes. Mijn dochter heeft wel eens een blauwe plek gehad, omdat mijn creaties te strak om haar hoofd zaten. Lachend: ,,Op een gegeven moment moest ik haar 5 euro betalen om haar met mijn kap te mogen ontluizen.[2] 
    • Voor degenen die Wittemans columns regelmatig lezen is dat herkenbaar materiaal. Hilarisch soms ook, vooral in de beschrijvingen van kwellingen als het organiseren van steeds originelere kinderfeestjes met bijpassende versnaperingen ('Lady Gaga met een rokje van rosbief'), het ontluizen van kinderhoofdjes en romances op het schoolplein.[3] 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Bettine Winters 03-MAART-2017
  3. Volkskrant HEIN JANSSEN 6 april 2013
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be