• los·prijs
enkelvoud meervoud
naamwoord losprijs losprijzen
verkleinwoord

de losprijsm

  1. geld dat men aan ontvoerders moet betalen om de ontvoerde persoon weer vrij te krijgen
    • De Standaard Piraten zijn donderdag in Somalische wateren aan boord gegaan van een cargoschip dat onder de vlag van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) voer. Ze eisen nu een losprijs van 1 miljoen dollar (789.000 euro) voor de bemanning en het schip.[2] 
    • In dit geval is die kern wellicht dat de Amerikaanse en Britse staatsburgers met wie Rye zijn cel deelde, het veelal niet kunnen navertellen. Hun familie is het bij wet verboden om over een losprijs te onderhandelen. En dan ben je ten dode opgeschreven. Een ander verhaal dus. Maar ik voelde er veel minder bij.[3]  
  2. geld dat iemand ontvangt als hij iemand anders aangeeft bij de politie
    • Op zijn hoofd stond een losprijs van tien miljoen euro. 'Ik ben woedend', zei dorpsgenoot Zoran, nadat het nieuws over de arrestatie bekend werd. 'Ze hebben onze held gearresteerd.' Volgens de Servische minister Rasim Ljajic, belast met de samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal, zag Mladic 'er uit als een oude man'. Ljalic: 'Je zou hem voorbijlopen zonder hem te herkennen.' [4] 
91 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. 04/11/2006 door mcu
  3. NRC Hans Beerekamp 2 november 2016
  4. NRC Volkskrant 27 mei 2011
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be