Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·koop·som
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afkoopsom afkoopsommen
verkleinwoord afkoopsommetje afkoopsommetjes

Zelfstandig naamwoord

de afkoopsomv / m

  1. een bedrag dat ineens betaald wordt opdat een langdurige geldelijke verplichting ophoudt te bestaan
    • De ontslagen direkteur kreeg een zo'n hoge afkoopsom dat je het met recht een gouden handdruk kan noemen. 
  2. een bedrag betaald ter voorkoming van iets onaangenaams
    • Het bedrijf betaalde een afkoopsom aan de gedupeerde klanten om een rechtszaak te voorkomen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be