• lo·gis·tiek
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorzieningen van troepen’ voor het eerst aangetroffen in 1855 [1]
  • afgeleid van het Franse logistique [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord logistiek
verkleinwoord

de logistiekv

  1. (verkeer) het organiseren, plannen, besturen en uitvoeren van de goederenstroom
    • De logistiek van goederen gebeurt over water, over de weg en door de lucht. 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen logistiek logistieker logistiekst
verbogen logistieke logistiekere logistiekste
partitief logistieks logistiekers -

logistiek

  1. betrekking hebbend op de logistiek
     Dit ingewikkelde, logistieke gebeuren werd resupply genoemd.[4]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]