lipvissen
- (IPA in voorbereiding)
- lip·vis·sen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lipvissen | |
verkleinwoord |
de lipvissen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord lipvis
- meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) een grote familie Labridae uit de ook al grote orde van de Perciformes (baarsachtigen). Er zijn ongeveer 500 soorten lipvissen verdeeld in ca. 70 geslachten (zie taxonomie). Hun soortenrijkdom wordt alleen door de grondels overtroffen. Veel soorten komen in scholen voor op de koraalriffen
- [2] lipvisachtigen, baarsachtigen, stekelvinnigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
- [2] baillons lipvis, bruine lipvis, everlipvis, gevlekte lipvis, gewone poetslipvis, groene lipvis, kliplipvis, koekoekslipvis, lierstaartlipvis, napoleonvis, Oman lipvis, oranjevleklipvis, pauwlipvis, regenbooglipvis, rendierlipvis, roodstreeplipvis, schaakbordlipvis, witlippige lipvis, zwartooglipvis
- Het woord lipvissen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.