Nederlands

 
gevlekte lipvis
Uitspraak
Woordafbreking
  • lip·vis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lipvis lipvissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de lipvism

  1. Labrus   soort baars, vis behorend tot de familie van lipvissen
     Grootste attractie: de strandjes van Genoveses en Mónsul; mini-Hollywood in Tabernas Wat je er moet eten: de zonnevis, de garnalen van Garrucha en de lipvis, die alleen met een hengel mag worden gevangen[2]
     Het gaat om een ondersoort van de lipvis, die een schelp in zijn bek neemt en ermee naar een rots zwemt. Het dier ramt de schelp vervolgens herhaaldelijk tegen de steen tot de schaal barst en hij het weekdier erin kan oppeuzelen.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Cabo de Gata: Cowboys aan een maagdelijke costa” (19-08-2015), Tubantia
  3.   Weblink bron
    PE AUTHOR
    “Ook vissen gebruiken gereedschap: lipvis kraakt schelp open met steen” (14 juli 2011), De Morgen
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be