grondels
- (IPA in voorbereiding)
- gron·dels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grondels | |
verkleinwoord |
de grondels mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord grondel
- meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) een familie Gobiidae van vissen uit de orde van baarsachtigen (Perciformes )
- [2] grondelachtigen, baarsachtigen, stekelvinnigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, gewervelden, chordadieren, dieren
- [2] aboma, berberse slijkspringer, bijtje, blonde grondel, brakwatergrondel, dikkopje, drakenkop, glasgrondel, gorgoondwerggrondel, goudgrondel, kesslers grondel, kleurige grondel, lozano's grondel, luipaardgrondel, maagdslaapgrondel, marmergrondel, naakthalsgrondel, Noorse grondel, paarsgevlekte gobie, paganelgrondel, Pontische stroomgrondel, roodbekgrondel, shimofurigrondel, staartvlekgrondel, zwartbekgrondel, zwarte grondel
- aalgrondels, riviergrondels, slaapgrondels, spoelgrondels, torpedogrondels, zeegrondels
- aalgrondel, amoergrondel, riviergrondel, slaapgrondel, spoelgrondel, torpedogrondel, witvingrondel, zeegrondel
- Het woord grondels staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.