aboma
- abo·ma
- uit het Sranantongo [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aboma | aboma's |
verkleinwoord |
aboma
- (reptielen) zeer grote en zware wurgslang uit het geslacht Eunectes
- (straalvinnigen) bepaald soort vis, Aboma etheostoma , uit een monotypisch geslacht in de familie van grondels
- grondel, grondelachtigen, baarsachtigen, stekelvinnigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
- Het woord aboma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.