• links·bui·ten
enkelvoud meervoud
naamwoord linksbuiten linksbuitens
verkleinwoord

de linksbuitenm [1]

  1. (voetbal) voorhoedespeler aan de linkerkant van het veld links van de linksbinnen
     Zaterdag 23 maart, 07:59[2]
     Kort voor rust repareerde Trossard de in Portugal opgelopen schade. De linksbuiten van Arsenal rondde af na voorbereidend werk van Martin Ødegaard, die een kluitje verdedigers op het verkeerde been zette.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Oudje' Koeman durft te vernieuwen, maar uitvoering stelt teleur” (Jesse Wieten), NOS
  3.   Weblink bron “Arsenal verslaat Porto na penalty's: na 14 jaar weer kwartfinalist Champions League” (Dinsdag 12 maart, 23:53), NOS