Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vleu·gel·spe·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vleugelspeler vleugelspelers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vleugelspelerm

  1. (sport) een speler die aan de linker of de rechter kant van het veld staat met name bij bijvoorbeeld voetbal, hockey, ijshockey, handbal en rugby
    • Everton heeft de komst van Theo Walcott afgerond. De snelle vleugelspeler doorliep de medische keuring en tekent een contract bij de tweede club van Liverpool. Arsenal ontvangt voor de 28-jarige Engelsman meer dan 20 miljoen pond, omgerekend een kleine 23 miljoen euro, meldt de BBC.[2] 
    • De vleugelspeler merkte in zijn allereerste Klassieker in het seizoen ervoor dat hij anders naar de wedstrijd toeleefde dan zijn ploeggenoten: „De jongens uit de jeugd van Feyenoord waren extra gedreven. Ik heb een jaar bij Ajax in de jeugd gezeten, maar ik stond wat luchtiger op het veld. Uiteraard wilde ik winnen, maar het was voor mij anders dan voor de rasechte Feyenoorders en Ajacieden.[3] 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 17 jan. 2018
  3. Tubantia Jeffrey van der Maten 18-OKTOBER-2017