levensblij
- Geluid: levensblij (hulp, bestand)
- le·vens·blij
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | levensblij | levensblijer | levensblijst |
verbogen | levensblije | levensblijere | levensblijste |
partitief | levensblijs | levensblijers | - |
levensblij
- vol met energie en vrolijkheid
- ▸ Alsof er een vlinder uit de prop van zijn pruimende mond brak, zo ging zijn gezicht open in een vervoerde glimlach, kleurrijk als de vleugels van de vuurvlinder, levensblij als een allereerste vlucht, of een bruidsvlucht — ook de boerin lachte zo, van vreugde jong als een bruid, en samen gingen zij buitelend boven de bloemen.[1]
- Het woord levensblij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.