leugenaar
- leu·ge·naar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leugenaar | leugenaars |
verkleinwoord | leugenaartje | leugenaartjes |
de leugenaar m
- iemand die bewust dingen zegt die niet waar zijn
- De grootste leugenaar van deze eeuw is voorlopig nog altijd George W. Bush met zijn leugens over de zogenaamde massavernietigingswapens in Irak
- De Franse president Emmanuel Macron haalde ook nog eens uit naar fanatieke Brexiteers: “De keuze van het Britse volk is beïnvloed door degenen die makkelijke oplossingen beloofden. Dat zijn leugenaars. Ze vertrokken de dag erna, zodat ze de gevolgen niet hoefden te dragen.” Daar kunnen Boris Johnson en voormalig UKIP-leider Nigel Farage het mee doen. [1]
1. iemand die bewust dingen zegt die niet waar zijn
- Het woord leugenaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leugenaar" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ www.businessinsider.nl (21 sep 2018)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be