jongen met lendendoek
 
lendendoek
  • len·den·doek
enkelvoud meervoud
naamwoord lendendoek lendendoeken
verkleinwoord lendendoekje lendendoekjes

de lendendoekm

  1. (kleding) een kledingstuk doorgaans gedragen door mannen, dat bedoeld is ter bedekking van het geslachtsdeel en (een gedeelte van) de billen
    • Zonder het Concilie zou Rome nooit de hoogtepunten van de Barok hebben kunnen bereiken die heel Europa, katholiek of niet, nadien hebben geïnspireerd. Dat ze in Rome daarbij best bereid waren tot enige cosmetische correctie in reactie op het protestantse beeld van Rome als nest van heidense zinnelijkheid, wordt geïllustreerd door de lendendoeken die kort na Trente zijn aangebracht op de heroïsche naakten van Michelangelo’s Laatste Oordeel. Een groter contrast met de Beeldenstorm in het noordwesten van Europa is niet denkbaar. In Rome volstond men met een retouche.[2] 
    • Gegil, bladergewoel, knappende takken. Wat zal nu weer uit het bos tevoorschijn komen? Een mysterieuze dame in wit? Een zombie met een hark in zijn hoofd? Of toch een grommende, in lendendoek gestoken Japanner met geel-giftige roofogen, tussen zijn tanden een lillende lap hertenvlees?[3]  
95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC David Rijser 30 mei 2014
  3. Volkskrant Kevin Toma 6 oktober 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be