schort
- schort
- In de betekenis van ‘boezelaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1442 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schort | schorten |
verkleinwoord | schortje | schortjes |
- (kleding) een lap stof die voorgebonden wordt gewoonlijk rond de middel om de kleding te beschermen bij huishoudelijke taken zoals het koken of schoonmaken
- ▸ Dat liet ik me geen twee keer zeggen en ik kreeg meteen een schort om.[2]
1. een lap stof die voorgebonden wordt gewoonlijk rond de middel om de kleding te beschermen bij huishoudelijke taken zoals het koken of schoonmaken
vervoeging van |
---|
schorten |
schort
- onpersoonlijke tegenwoordige tijd van schorten
vervoeging van |
---|
schorten |
schort
- Het woord schort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schort" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schort" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be