lede
- le·de
- zn: erfwoord via Middelnederlands lede van Oudnederlands letha [1] [2]
- bn: leed bn met de uitgang -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lede | - |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
de lede v
- (verouderd) gegraven waterloop
lede
- verbogen vorm van de stellende trap van leed
- Iets met lede ogen aanzien
jaloers zijn, iets met spijt aanzien
- Het woord lede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lede" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ lede op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- le·de
- bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van led
lede, mv
- onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van led
- le·de
- (werkwoord) Afkomstig van het Oudnoorse woord leiða.
- (zelfstandig naamwoord) Afkomstig uit het Deens en van het Oudnoorse woord leiða, dat de vrouwelijke vorm van leiðr is.
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lede |
leder |
ledet leda |
ledet leda |
Klasse 1 zwak |
lede
- overgankelijk (een hond) leiden, (een paard) geleiden (beheersen, beheren)
- «Han leder hunden i bånd.»
- Hij leidt de hond aan de lijn.
- «Han leder hunden i bånd.»
- overgankelijk leiden (een bepaalde richting geven)
- «Hun leda samtalen inn på et nytt emne.»
- Ze leidde het gesprek naar een nieuw onderwerp.
- «Dere leda kloakken ut i sjøen.»
- Zij leidden het rioolwater eruit naar het meer.
- «Hun leda samtalen inn på et nytt emne.»
- overgankelijk geleiden (doorlaten)
- «Vann leder elektrisitet.»
- Water geleidt elektriciteit.
- «Vann leder elektrisitet.»
- overgankelijk leiden (leidinggeven)
- «Hun leder en bedrift.»
- Ze leidt een bedrijf.
- «Hun leder en bedrift.»
- onovergankelijk leiden (vooropgaan of bovenaan staan, een voorsprong hebben, aan kop lopen)
- «Ajax leder i Premier League i fotball.»
- Ajax leidt in de eredivisie van het voetbal.
- «Ajax leder i Premier League i fotball.»
- [1-2] føre
lede m
- een diep gevoel van onlust aan het leven
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | lede | leden | ||
genitief | ledes | ledens |
- le·de
- Afkomstig van het Oudnoorse woord leiða.
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lede |
ledar |
leda |
leda |
Klasse 1 zwak |
lede
- overgankelijk (een hond) leiden, (een paard) geleiden (beheersen, beheren)
- overgankelijk leiden (een bepaalde richting geven)
- overgankelijk geleiden (doorlaten)
- overgankelijk leiden (leidinggeven)
- onovergankelijk leiden (vooropgaan of bovenaan staan, een voorsprong hebben, aan kop lopen)
- [1-2] føre
- IPA: /lɛdɛ/
- le·de
lede