Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lau·rier
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘sierboom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord laurier laurieren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de laurierm

  1. (plantkunde) groenblijvende boom of struik Laurus nobilis   van de familie Lauraceae  
    (wikidata: laurier  )
  2. (kruid) de (gedroogde) bladeren laurierblad van Laurus nobilis   gebruikt in de keuken
    (wikidata: laurier  )
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen