• lat
1 enkelvoud meervoud
naamwoord lat latten
verkleinwoord latje latjes

delatv/m

  1. een lang stuk geschaafd hout van beperkte dikte
    • Er lagen een paar latten bij het grofvuil die ik wel gebruiken kon. 
  2. verkorting van latrelatie: een liefdesrelatie waarbij twee minnaars een in hoofdzaak monogame relatie hebben en ervoor kiezen geen gezamenlijke huishouding te voeren, maar apart te blijven wonen heeft
  • de lange latten
de ski's
  • de lat ligt hoog
er worden hoge eisen gesteld; verwijzing naar het hoogspringen
 Nu hebben deeltjesfysicus Benjamin Dönigus van de Goethe-universiteit Frankfurt in Duitsland en zijn collega’s van de Large Hadron Collider (LHC) bij CERN in Genève de lat nog hoger gelegd. Ze hebben een nog zwaardere antimateriekern gemaakt: antihyperhelium-4.[3]
  • onder de lat staan
  • zo mager als een lat
te mager zijn (dus het is geen compliment)
vervoeging van
latten

lat

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van latten
  2. gebiedende wijs van latten
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]