lapzalven
- lap·zal·ven
- ww: samenstelling van lap ww en zalven ww of lapzalf zn met het achtervoegsel -en [1]
- zn: lapzalf met uitgang -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lapzalven |
lapzalfde |
gelapzalfd |
zwak -d | volledig |
lapzalven
- een kwaal verzachten met middelen waarvan de geneeskrachtige werking twijfelachtig is
- Er brandde een gistend plezier onder de jonge meiden en kerels, waar met waarschuwend woord niet tegen te lapzalven viel. [2]
- overgankelijk (scheepvaart)(figuurlijk) (van een schip) opknappen en repareren
- overgankelijk (scheepvaart)(figuurlijk) (van touwwerk) controleren en met teer insmeren
- Kort voor de Feodora de bestemming Koningsbergen bereikte, stond hij met de jonge Fin kabels te lapzalven toen de kapitein kwam en uitvoer dat dit luieren en geen werken was. [3]
- [1], [2] oplappen
- [1] kwakzalven
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord de lapzalven mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord lapzalf
- Het woord lapzalven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Querido, I.De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 10e druk, (1e druk: 1914) Scheltend & Giltay, Amsterdam; p. 104; geraadpleegd 2018-08-03
- ↑ Schendel, A. van"Het fregatschip Johanna Maria" in: Verzameld werk. Deel 3. (1976) Meulenhoff Nederland, Amsterdam; ISBN 90 290 0902 0; p. 469; geraadpleegd 2018-08-03