lapzalf
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lap·zalf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lapzalf | lapzalven |
verkleinwoord | lapzalfje | lapzalfjes |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
- middeltje dat een kwaal moet verzachten door het op de huid te smeren, maar waarvan de geneeskrachtige werking wordt betwijfeld
- Maar oma zette een gezicht op, als vond ze het allemaal maar lapzalf. [2]
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
lapzalven |
lapzalf
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lapzalven
- Ik lapzalf.
- gebiedende wijs van lapzalven
- Lapzalf!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lapzalven
- Lapzalf je?
Gangbaarheid
- Het woord lapzalf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.