Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lap·zalf·jes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de lapzalfjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord lapzalf
    • Nardenkötter verdiende met het aan-den-man brengen van zijne lapzalfjes en tincturen de kleinigheid van ƒ 7200 in de maand. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen