landjonker
- Geluid: landjonker (hulp, bestand)
- land·jon·ker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | landjonker | landjonkers |
verkleinwoord |
de landjonker m
- iemand van adel die op het platteland woont
- ▸ Deze landeigenaar met zijn grijze snorren was onmiskenbaar een verstokte aanhanger van de lijfeigenschap, een doorgewinterde landjonker, die zijn landgoed met hart en ziel beheerde.[2]
- ▸ Het blad schrijft dat de roots van Charlotte, en daarmee ook die van haar vader en broertje, niet alleen bij de Britse koninklijke familie liggen, maar ook bij families uit Gelderland en Overijssel. ,,Via wijlen prinses Diana stamt het drietal af van Arnold Joost van Keppel (1670-1718), een in het Gelderse Zutphen geboren landjonker.[3]
- Het woord landjonker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑ Weblink bron “'Prinses Charlotte heeft Nederlandse voorouders'” (11-06-2015), Tubantia