• land·heer
enkelvoud meervoud
naamwoord landheer landheren
verkleinwoord landheertje landheertjes

de landheerm

  1. eigenaar van een overerfelijk landgoed
    • Van belang is dit: de vertegenwoordigers van de Derde Stand waren gebonden aan een mandaat van hun achterban. Zij konden dus niet naar eigen inzicht beslissen over afspraken met de vorst of landheer. In die zin was die achterban zelf, in de persoon van hun vertegenwoordiger, aanwezig in de onderhandelingen met de vorst. Dat is de kern van de middeleeuwse politieke representatie. [2] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]