landheer
- land·heer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | landheer | landheren |
verkleinwoord | landheertje | landheertjes |
de landheer m
- eigenaar van een overerfelijk landgoed
- Van belang is dit: de vertegenwoordigers van de Derde Stand waren gebonden aan een mandaat van hun achterban. Zij konden dus niet naar eigen inzicht beslissen over afspraken met de vorst of landheer. In die zin was die achterban zelf, in de persoon van hun vertegenwoordiger, aanwezig in de onderhandelingen met de vorst. Dat is de kern van de middeleeuwse politieke representatie. [2]
- Het woord landheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "landheer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 27 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be