• ku·tí
  • Afgeleid van het werkwoord kout met het achtervoegsel

kutí o

  1. het smeden

kutí

  1. genitief meervoud van kutě

kutí

  1. nominatief bezield mannelijk meervoud van kutý
  2. vocatief bezield mannelijk meervoud van kutý

kutí

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord kutit
  2. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord kutit